Tunnel H.333

Infiltratietunnel voor regenwater


  1. Voorbereiding van het terrein
    • Graaf een kuil volgens de behoeften (min. 1 m breedte).
    • Breng een vlakke, stabiele en doorlatende funderingslaag aan.
  2. Plaatsing van het basisgeotextiel
      Rol het niet-geweven geotextiel Fibertex F.200M (200 g/m²) uit over de bodem en wanden van de kuil. Voorzie voldoende overlapping om de tunnel volledig te bedekken (10 cm overlap aan de zijkanten, 1 m aan de uiteinden).

  3. Plaatsing van de tunnels
    • Plaats de modules op het geotextiel en klik ze in elkaar met de geïntegreerde clips.
    • Voorzie afsluitplaten aan de uiteinden van elke rij.
    • Houd een afstand van 50 cm tussen evenwijdige rijen aan.
  4. Volledige omhulling
    • Bedek alle tunnels volledig met het geotextiel om het binnendringen van fijne deeltjes te voorkomen.
  5. Aansluitingen
    • Sluit de toevoerleidingen aan (DN 110 tot DN 315) en plaats het ventilatiedeksel.
    • Snijd het geotextiel netjes in een X-vorm op de aansluitpunten.
  6. Opvulling
    • Gebruik middelgrof tot grof zand, of grindfractie 20/40 of 20/80 om de tunnels te bedekken met minstens 30 cm.
    • Compacteer in opeenvolgende lagen.
    • Toegankelijkheid:
      • Auto’s (≤ 3,5 t) bij een bedekking van ≥ 80 cm
      • Vrachtwagens (≤ 7,5 t) bij een bedekking van ≥ 1 m
    • Maximale bedekking: 1,5 m
  7. Onderhoud
    • Regelmatig reinigen van de filter/zandvanger (om de 3 tot 24 maanden, afhankelijk van de noodzaak)